Рет қаралды 221
Hoge Raad 8 november 2024
ECLI:NL:HR:2024:1606
Geldt voor de beoordeling of 'publieke grond' - grond met een publieke bestemming - in bezit is genomen, een afzonderlijke maatstaf? Nee, zo oordeelde de Hoge Raad afgelopen vrijdag. De 'normale' maatstaf geldt. Die laat ruimte, en verplicht, om bij de beoordeling of sprake is van inbezitneming door een niet-rechthebbende rekening te houden met de publieke bestemming van de grond. Cassatieadvocaat Berend-Bram Heinen bespreekt deze uitspraak in drie minuten.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
Artikel 3:113 Burgerlijk Wetboek
wetten.overhei...
Artikel 3:108 Burgerlijk Wetboek
wetten.overhei...
---------------------------
Mijn naam is Berend-Bram Heinen en ik ben cassatieadvocaat bij Pels Rijcken. Vandaag bespreek ik een uitspraak van de Hoge Raad van afgelopen vrijdag over inbezitneming van ‘publieke grond’ - grond van de gemeente. Het betreft een stuk grond die optisch deel uitmaakt van de voortuin van de woning van verweerder in cassatie. De vraag is of verweerder door verjaring eigenaar is geworden van die strook grond. In dat kader is van belang of hij, of een van zijn rechtsvoorgangers, bezit over de strook grond heeft verkregen.
De gemeente vindt van niet en heeft de rechtbank aan haar zijde gevonden. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat de gemeente eigenaar is van de strook grond en heeft verweerder veroordeeld tot het ontruimen van de strook grond.
In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, voor recht verklaard dat verweerder door verjaring eigenaar is geworden van de strook grond en de vorderingen van de gemeente met betrekking tot die strook grond alsnog afgewezen. Het hof heeft in dit kader onder meer geoordeeld dat sprake is van inbezitneming van de stuk grond door verweerder.
De gemeente gaat in cassatie. Zij betoogt, in de kern, dat het hof heeft miskend dat voor inbezitneming van publieke grond een bijzondere, strengere maatstaf geldt, op grond waarvan niet snel mag worden aangenomen dat de niet-rechthebbende de intentie heeft publieke grond voor zichzelf te houden.
Hoe zit het alweer?
Voor verkrijging van een goed door bevrijdende of verkrijgende verjaring is bezit vereist. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Voor de beantwoording van de vraag of iemand een goed in bezit heeft genomen, is bepalend of hij zich de feitelijke macht over dat goed heeft verschaft.
Is het goed in bezit van een ander, dan geldt dat voor inbezitneming op zichzelf staande machtsuitoefeningen ontoereikend zijn. Er moet méér aan de hand zijn. Vereist is dat de machtsuitoefening zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter wordt tenietgedaan.
Het antwoord op de vraag of iemand de voor bezit vereiste feitelijke macht uitoefent, wordt, evenals de vraag of hij voor zichzelf of voor een ander houdt, beoordeeld naar verkeersopvatting en overigens op grond van uiterlijke feiten. Het gaat hier om een objectieve maatstaf.
De rol van de verkeersopvatting brengt mee dat daarbij de aard en bestemming van het betrokken goed in aanmerking moeten worden genomen. Uit deze maatstaf volgt volgens de Hoge Raad dat indien beoordeeld moet worden of grond met een publieke bestemming in bezit is genomen door een niet-rechthebbende, met die bestemming rekening moet worden gehouden. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een afzonderlijke maatstaf voor de inbezitneming van ‘publieke grond’.
Het hof heeft de juiste, hiervoor beschreven, maatstaf niet miskend. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.