Cassatievlog

Hoge Raad 20 december 2024
ECLI:NL:HR:2024:1913
In dit arrest beantwoordt de Hoge Raad prejudiciële vragen over het aanvangsmoment van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit de WSNP. De Hoge Raad oordeelt dat in art. 349a lid 1 Fw met 'de eerste aflossing' wordt bedoeld de eerste aflossing tijdens het minnelijke traject van schuldhulpverlening. De Hoge Raad oordeelt verder dat de inspanningsplicht die gedurende het minnelijke traject op de schuldenaar rust niet gelijk is aan, maar wel vergelijkbaar is met de inspanningsplicht die geldt gedurende de wettelijke schuldsaneringsregeling. Jellis Jansen bespreekt het arrest.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
ECLI:NL:HR:2024:1913
deeplink.recht...
Artikel 349a lid 1 Faillissementswet wetten.overhei...
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Staatsblad 2023, 87 zoek.officiele...
---------------------------
Hallo, mijn naam is Jellis Jansen en ik ben advocaat op de sectie Cassatie bij Pels Rijcken. In deze vlog bespreek ik een recent arrest van de Hoge Raad over de Wet schuldsanering natuurlijke personen, de WSNP.
Het doel van de WSNP is om mensen met problematische schulden te helpen. Een schuldenaar die succesvol het wettelijke schuldsaneringstraject doorloopt, wordt beloond met een schone lei. Voordat de schuldenaar wordt toegelaten tot het wettelijke schuldsaneringstraject, krijgt deze vaak al schuldhulpverlening. Tijdens dit minnelijke traject lossen schuldenaars soms ook al af. Om deze schuldenaren tegemoet te komen is per 1 juli 2023 artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet gewijzigd’. Door deze wijziging vangt de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling nu aan op de dag waarop de eerste aflossing is gedaan tijdens het minnelijke traject. Deze 'eerste aflossing' staat in deze prejudiciële procedure centraal.
Kortgezegd, vraagt het hof Den Haag aan de Hoge Raad wat wordt bedoeld met 'de eerste aflossing' en aan welke plichten de schuldenaar gedurende het minnelijke traject moet voldoen om voor vervroeging van het aanvangsmoment van de wettelijke schuldsaneringsregeling in aanmerking te komen.
De Hoge Raad oordeelt dat met 'de eerste aflossing' wordt bedoeld de eerste aflossing tijdens het minnelijke traject van schuldhulpverlening. De Hoge Raad oordeelt verder dat sparen, aflossingen aan individuele schuldeisers die beslag hebben gelegd of de vaststelling dat er geen aflossingscapaciteit is, ook allemaal 'eerste aflossingen' kunnen zijn in de zin van de WSNP of hiermee gelijk moeten worden gesteld.
Tijdens het minnelijke schuldsaneringstraject moet de schuldenaar volgens de Hoge Raad maximaal aflossen op zijn schulden en moet hij zich inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. De inspanningsplicht die gedurende het minnelijke traject op de schuldenaar rust is niet gelijk aan, maar wel vergelijkbaar met de inspanningsplicht die geldt gedurende de wettelijke schuldsaneringsregeling. Als een schuldenaar gedurende het minnelijke traject te weinig heeft afgelost of gespaard, kan de rechter op basis van hoeveel had moeten worden afgelost en hoeveel er daadwerkelijk is afgelost, het aanvangsmoment van het wettelijke traject vervroegen of het traject verlengen.
Indien de rechter een alternatief aanvangsmoment vaststelt moet hij er, zo nodig door verlenging van de schuldsaneringsregeling, voor zorgen dat de bewindvoerder voldoende tijd heeft om een verslag op te stellen voor de eindzitting. De bewindvoerder doet in dat geval ook summierlijk verslag van het minnelijke traject. Gedurende een eventuele verlenging vanwege het verslag is de schuldenaar ontheven van zijn afdrachts- en inspanningsverplichting. De medewerkings- en informatieplichten jegens de bewindvoerder gelden echter onverkort.