Рет қаралды 179
Hoge Raad 22 november 2024
ECLI:NL:HR:2024:1724
De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan op een vordering in het belang der wet over de vraag of de kantonrechter meervoudig kan beslissen. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend. De wet staat verwijzing van kantonzaken naar de meervoudige kamer alleen toe als sprake is van samenhang met niet-kantonvorderingen en bij pachtzaken. Het is aan de wetgever om te beslissen of ook in andere gevallen meervoudige behandeling van kantonzaken mogelijk moet worden. Vooralsnog moeten kantonrechters dus enkelvoudig blijven beslissen. Jerre de Jong bespreekt de uitspraak.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
ECLI:NL:HR:2024:1724
deeplink.recht...
Artikel 98 Rv
wetten.overhei...
Artikel 15 lid 2 Rv
wetten.overhei...
---------------------------
Dag, mijn naam is Jerre de Jong en ik ben cassatieadvocaat bij Pels Rijcken.
Ik bespreek vandaag een arrest van de Hoge Raad over de vraag of de kantonrechter een kantonzaak kan verwijzen naar een meervoudige kamer van kantonrechters.
In kantonzaken wordt enkelvoudig beslist. Sommige kantonzaken zijn echter zo ingewikkeld dat de kantonrechter ze liever niet alleen wil behandelen. Het was echter de vraag of de wet die mogelijkheid biedt. De zogenoemde Expertgroep Burgerlijk Procesrecht van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton, en een vergelijkbare werkgroep van de hoven, hadden daarom aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad gevraagd om die vraag, in het belang der wet, aan de Hoge Raad voor te leggen. En de P-G heeft dat gedaan.
De concrete aanleiding was een vonnis van een kantonrechter waarin sprake was van dubbele vertraging. Eerst was de vlucht van eiser vertraagd. Hij had daarom bij de kantonrechter in Amsterdam een vergoeding gevorderd en toegewezen gekregen. Ook die beslissing had echter te lang op zich laten wachten. De eiser had daarom van de Staat € 500 schadevergoeding gevorderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De kantonrechter vond dat die laatste vordering zich leende voor meervoudige behandeling. Hij meende echter dat de wet verwijzing naar een meervoudige kamer in dit geval - één vordering, van € 500 - niet toestond.
De Hoge Raad is dit met de kantonrechter eens. Hij zet uiteen dat de wet alleen verwijzing naar de meervoudige kamer toestaat als sprake is van samenhang met niet-kantonvorderingen (art. 98 i.s.m. 15 lid 2 Rv). Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze beperking ook echt de bedoeling was. In een later wetsvoorstel is de mogelijkheid van meervoudige kantonrechtspraak nog wel aan de orde geweest, maar ook toen is daar uiteindelijk niet voor gekozen. Het is daarom nu aan de wetgever om te beoordelen of er inmiddels wél aanleiding is om meervoudige kantonrechtspraak alsnog in te voeren. Daarvoor is dan een wetswijziging nodig.
Tot die tijd moeten kantonrechters het dus alleen blijven doen.