ะ ะตั าะฐัะฐะปะดั 2,199
__Tekst voor de predikatie___Mattheรผs_28_vers_18-20__
๐๐ ๐๐ง ๐๐๐ณ๐ฎ๐ฌ, ๐๐ข๐ฃ ๐ก๐๐ง ๐ค๐จ๐ฆ๐๐ง๐๐, ๐ฌ๐ฉ๐ซ๐๐ค ๐ญ๐จ๐ญ ๐ก๐๐ง, ๐ณ๐๐ ๐ ๐๐ง๐๐: ๐๐ข๐ฃ ๐ข๐ฌ ๐ ๐๐ ๐๐ฏ๐๐ง ๐๐ฅ๐ฅ๐ ๐ฆ๐๐๐ก๐ญ ๐ข๐ง ๐ก๐๐ฆ๐๐ฅ ๐๐ง ๐จ๐ฉ ๐๐๐ซ๐๐.
๐๐ ๐๐๐๐ญ ๐๐๐ง ๐ก๐๐ง๐๐ง, ๐จ๐ง๐๐๐ซ๐ฐ๐ข๐ฃ๐ฌ๐ญ ๐๐ฅ ๐๐ ๐ฏ๐จ๐ฅ๐ค๐๐ง, ๐๐๐ณ๐๐ฅ๐ฏ๐ ๐๐จ๐ฉ๐๐ง๐๐ ๐ข๐ง ๐๐๐ง ๐๐๐๐ฆ ๐๐๐ฌ ๐๐๐๐๐ซ๐ฌ, ๐๐ง ๐๐๐ฌ ๐๐จ๐จ๐ง๐ฌ, ๐๐ง ๐๐๐ฌ ๐๐๐ข๐ฅ๐ข๐ ๐๐ง ๐๐๐๐ฌ๐ญ๐๐ฌ; ๐ฅ๐๐ซ๐๐ง๐๐ ๐ก๐๐ง ๐จ๐ง๐๐๐ซ๐ก๐จ๐ฎ๐๐๐ง ๐๐ฅ๐ฅ๐๐ฌ, ๐ฐ๐๐ญ ๐๐ค ๐ฎ ๐ ๐๐๐จ๐๐๐ง ๐ก๐๐.
๐๐ ๐๐ง ๐ณ๐ข๐๐ญ, ๐๐ค ๐๐๐ง ๐ฆ๐๐ญ ๐ฎ๐ฅ๐ข๐๐๐๐ง ๐๐ฅ ๐๐ ๐๐๐ ๐๐ง ๐ญ๐จ๐ญ ๐๐ ๐ฏ๐จ๐ฅ๐๐ข๐ง๐๐ข๐ง๐ ๐๐๐ซ ๐ฐ๐๐ซ๐๐ฅ๐. ๐๐ฆ๐๐ง.
1 En laat na de sabbat, als het begon te lichten, tegen den eersten dag der week, kwam Maria Magdalena, en de andere Maria, om het graf te bezien.
2 En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde den steen af van de deur, en zat op denzelven.
3 En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw.
4 En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als doden.
5 Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.
6 Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft.
7 En gaat haastelijk henen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd.
8 En haastelijk uitgaande van het graf, met vreze en grote blijdschap, liepen zij henen, om hetzelve Zijn discipelen te boodschappen.
9 En als zij heengingen, om Zijn discipelen te boodschappen, ziet, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet! En zij, tot Hem komende, grepen Zijn voeten, en aanbaden Hem.
10 Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.
11 En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren.
12 En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel gelds,
13 En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen.
14 En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt.
15 En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.
16 En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had.
17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden.
18 En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
19 Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.
20 En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.
_Psalm 17_Vers 4_
Maak Uwe weldaรขn wonderbaar,
Gij, die Uw kind'ren wilt behoeden
Voor 's vijands macht en vrees'lijk woeden,
En hen beschermt in 't grootst gevaar.
Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;
Uw zorg bewaak' mij van omhoog;
Bewaar m' als d' appel van het oog;
Wil mij met Uwe vleuglen dekken.
_Psalm 3 vers 2 en 3_
Maar, trouwe God, Gij zijt
Het schild, dat mij bevrijdt,
Mijn eer, mijn vast betrouwen;
Op U vest ik het oog;
Gij heft mijn hoofd omhoog,
En doet m' Uw gunst aanschouwen.
'k Riep God niet vrucht'loos aan;
Hij wil mij niet versmaรขn
In al mijn tegenheden;
Hij zag van Sion neer,
De woonplaats van Zijn eer,
En hoorde mijn gebeden.
Vers 3
Ik lag en sliep gerust,
Van 's HEEREN trouw bewust,
Tot ik verfrist ontwaakte;
Want God was aan mijn zij';
Hij ondersteunde mij
In 't leed, dat mij genaakte.
Ik zal, vol heldenmoed,
Daar mij Zijn hand behoedt,
Tienduizenden niet vrezen;
Schoon ik, van allen kant,
Geweldig aangerand
En fel geprangd moog' wezen.