Рет қаралды 163,042
Dit is een boom. Een boom is een plant. Een plant kan stoffen opnemen uit de omgeving.
Een plant neemt water op via de wortels. Daarnaast neemt een plant koolstofdioxide op via de huidmondjes in de bladeren. Koolstofdioxide is een gas.
De bladeren vangen zonlicht op, dit is de bron van energie.
Een plant maakt ook stoffen, waaronder zuurstof. Zuurstof wordt afgegeven aan de lucht via diezelfde huidmondjes. In de bladeren maakt een plant glucose, dit slaat de plant op voor later.
Als we wat beter naar de plant kijken zien we dat er in de bladeren bladgroenkorrels zitten. De bladgroenkorrels gaan aan de slag met de stoffen die de plant krijgt, namelijk koolstofdioxide en water. Ze maken daar glucose en zuurstof van.
Dit noemen we fotosynthese. Foto betekent licht, een plant heeft namelijk licht nodig om dit te kunnen doen. Dit is de reactievergelijking van fotosynthese.
Een plant kan glucose bewaren. Dat doet de plant door glucosemoleculen aan elkaar te binden. De stof die dan ontstaat noemen we zetmeel. Een plant kan zetmeel goed bewaren, bijvoorbeeld in de vruchten, zoals hier in een appel.
Mensen eten appels, ze breken dan de zetmeel af tot losse glucosemoleculen. Deze glucose komt terecht bij de cellen. Daar vindt deze reactie plaats. Glucose en zuurstof wordt koolstofdioxide en water. Hierbij komt energie vrij. Die energie gebruiken we om te bewegen, te groeien en ons op te warmen. We noemen dit proces: verbranding.
Verbranding en fotosynthese hebben met elkaar te maken. De stoffen die ontstaan bij fotosynthese hebben we nodig bij verbranding. De stoffen die ontstaan bij verbranding hebben we nodig bij fotosynthese.
Fotosynthese vindt voornamelijk plaats in de bladgroenkorrels van planten, verbranding vindt plaats in de cellen van alle organismen, mensen, planten, dieren, schimmels en bacteriën.