Рет қаралды 600
Uitgaan We gaan vanavond uit met vrienden. De kaars is vanzelf uitgegaan
Ik ga ervan uit dat alles duidelijk is. De school gaat uit!
Misgaan Er is iets misgegaan tijdens het examen. De plannen gingen helemaal mis
Meegaan Gaan jullie vanavond mee naar de bioscoop?
Doorgaan De wedstrijd gaat door ondanks de regen. Ga recht door!
Omgaan met Ze kan niet omgaan met de nieuwe laptop. Hij kan omgaan met zijn collega's
Aangaan Het gaat jou niets aan! Ze besloot een nieuw project aan te gaan
Vooruitgaan Zijn Nederlands gaat vooruit. Na de promotie is zijn salaris vooruitgegaan
Achteruitgaan Mijn gezondheid is achteruitgegaan. De economie gaat achteruit
Aan de slag gaan De problemen zijn duidelijk, ik ga ermee aan de slag
Gelijk gaan De wedstrijd ging gelijk, er was geen winnaar. De twee processen gaan gelijk
Weggaan Ze ging weg zonder iets te zeggen. Ga weg! Ik wil je niet meer zien!
Je hebt een nieuwe baan in het buitenland? Ga weg!
Tegengaan Hij probeert zijn slechte gewoonten tegen te gaan
Opgaan We moeten de berg opgaan om het uitzicht te zien. Je uitleg gaat niet op
De zon gaat op in het oosten. Ze gaat helemaal op in haar studie
Afgaan Hij ging de trap af. Het vuurwerk ging plotseling af
De wekker gaat elke ochtend om zes uur af. "Afgaan als een gieter"
Voorbijgaan De vakantie ging snel voorbij. In het voorbijgaan glimlachte hij tegen mij
Hij ging voorbij aan haar vraag, omdat hij het onderwerp wilde vermijden