Dat getal ontstaat bij het wegwerken van de haakjes, het is 6,,9x10^-3x0,15. Je gaat het schrijven in de vorm ax^2 + bx + c = 0 om daarna de abc-formule te kunnen toepassen. Hopelijk maakt dit het wat duidelijker.

In de vraag staat dat je 3 andere triglyceriden moet noemen. Dus met 1 propaanzuur aan de buitenkant en 2 x stearinezuur mag niet. En ook met 3 x propaanzuur en 3 x stearinezuur mag niet, dat staat in de zin voor de vraag. Je mag wel de propaanzuur in het midden doen en 2 x stearinezuur aan de buitenkant. Je kunt ook 2 x propaanzuur hebben en 1 x stearinezuur en dan kan de stearinezuur aan het uiteinde zitten of in het midden. Hopelijk maakt dit het wat duidelijker.

De elektronegativiteit van een atoomsoort staat in binas 40A. Hoe groter de elektronegativiteit, hoe sterker een atoom elektronen aantrekt. Bij een polaire atoombinding (het verschil in elektronegativiteit tussen de atomen is dan minimaal 0,5), is het atoom met de grootste elektronegativiteit een beetje negatief geladen.

wollahhila

@@mina-tj2qkwollahiela vak n tegna

Dat is 4,54.

@scheikundechallenge7762 nog is dit niet een tweewaardige zuur?

@@stiefnoten2409 Klopt, maar de tweede stap gaat een stuk moeizamer, heeft een pKz van 9,32.

@scheikundechallenge7762 wow heel hartelijk dank,wist niet wat de pKz was.Een groot hulp bent u bij deze

@scheikundechallenge7762 goedendag, Heb een vraag? Wat is de molmassa voor 4 broommoleculen?

Om een dipoolmolecul te hebben, heb je minimaal 1 polaire atoombinding nodig. Dan is het verschil in elektronegativiteit (binas 40A)tussen de atomen waar de binding tussen zit meer dan 0,4. Het atoom met de grootste elektronegativiteit wordt een beetje negatief geladen. Als je een symmetrisch molecuul hebt, zoals CO2, dan heffen de krachten elkaar als het ware op en dan heb je geen dipool. Het dipoolmoment is dan 0 *zie binas 55). In dit filmpje staat er meer over: kzbin.info/www/bejne/gabcqYmYhJiBmas

De eerste C van de hoofdketen (een van de twee CH3 groepen links) en de laatste C van de hoofdketen (de CH3 rechts), zijn ook C-atomen met 3 H-atomen eraan. Dat zijn geen methylgroepen, want die zitten niet aan het uiteinde, de C tet dan mee bij de hoofdketen. Hopelijk is het zo duidelijker.

@@scheikundechallenge7762 oke dat snap ik alleen hoe komen ze bij 3 ethyl en 2,4 dimethyl., het klopt gewoon niet bij nummeren. dit is de langste keten: CH3 CH3 | | HC- CH(5) - CH (4)- CH (3)- CH2 (2)- CH3 (1 | | CH3 CH2 (6) | CH3. (7) hoe moet ik nu uitkomen op die 3 ethyl en 2,4 dimethyl.

@@scheikundechallenge7762 CH3 CH3 | | HC - CH 5- CH 4- CH 3- CH2 2 - CH3 1 | | CH3 CH2 6 | CH3 7 ik heb ze genummerd, alleen ik kom niet uit op hoe ze komen bij 3 ethyl en 2,4 dimethyl ..

@@G-zu3kk Je moet zo laag mogelijke nummers gebruiken, dus je begint aan de andere kant. Bijvoorbeeld linksboven nummer 1, links in het midden nummer 2 en dan ga je naar rechts nummeren tot C-atoom nummer 7. Aan de 2e en 4e C zit dan een methylgroep en aan de 3e C een ethylgroep.

Dat klopt. Bij een elektrochemische cel reageert de reductor aan de - pool, de pool wordt daar - doordat de reductor elektronen afgeeft aan de elektrode. Elektrolyse is een gedwongen redoxreactie. De spanningsbron pompt elektronen naar de - pool, die elektronen worden dan bij de - pool opgenomen door de sterkste aanwezige oxidator. Hopelijk maakt dit het duidelijker.

Over het algemeen wordt het verwaarlozen van x goed gerekend (officieel als het minder dan 10 % is van de molariteit van het zwakke zuur). de enige keer dat het deze eeuw op het examen is gevraagd (2022 III vraag 7) werd het verwaarlozen van x ook volgens het correctiemodel van het examen goed gerekend. Zie kzbin.info/www/bejne/mZSnf2l_ht1nq5Ysi=xssHh89Ipwmtk9wE&t=559

Over het algemeen wordt het verwaarlozen van x goed gerekend (officieel als het minder dan 10 % is van de molariteit van het zwakke zuur). de enige keer dat het deze eeuw op het examen is gevraagd (2022 III vraag 7) werd het verwaarlozen van x ook volgens het correctiemodel van het examen goed gerekend

Zie kzbin.info/www/bejne/mZSnf2l_ht1nq5Ysi=xssHh89Ipwmtk9wE&t=559

Het klopt dat NH3 in binas 489 binas onderaan staat als extreemzwak zuur. Maar NH3 staat er ook als base, ongeveer halverwege de rechterbladzijde bij de basen. Als base isNH3 veel sterker dan als zuur, dus zal NH3 als base reageren. Hopelijk wordt het zo wat duidelijker.

@ Dank u. En ik zit nu een opdracht te maken waarbij ik NaHC2O4 moet oplossen in water en vervolgens de pH berekenen. Alleen komen ze bij een kz waarde van 6.5 x 10-5 bij de uitwerkingen. Ik zie dit alleen nergens terug met het HC2O4- ion . Weet u misschien hoe ze aan die kz komen of heb ik iets gemist

@@geheugen5519 In de nieuwste binas staat HC2O4- op ongeveer twee derde van de linkerbladzijde met Kz=1,6x10^-4.

Het aantal O-atomen is inderdaad links en rechts van de pijl gelijk aan elkaar. De stof O2 staat alleen aan de linker kant. Als je meer O2 toevoegt, dan wordt wat onder de streep staat in de concentratiebreuk groter en dan is de concentratiebreuk niet meer gelijk aan K. Als er O2 weg reageert, dan worden [O2] en [SO2] kleiner en [SO3] groter, net zolang tot de concentratiebreuk weer gelijk wordt aan K. Je kunt ook zeggen: het toevoegen van O2 is de verstoring, dat wordt tegengaan door O2 te laten weg reageren.

Happy mole day alvast!!! Het is natuurlijk dan de perfecte dag om molcake te bakken: files.basekit.com/45/7a/457ac8be-2e62-4fe4-9b06-85008200ad4a.pdf. Veel plezier morgen!

Happy mole day! vergeet niet om morgen molcake te bakken!

Hier staat het recept voor molcake files.basekit.com/45/7a/457ac8be-2e62-4fe4-9b06-85008200ad4a.pdf

Dan ontstaat inderdaad HS-. Methaanzuur staat dan nog steeds 1 H+ af. Maar S2- neemt dan maar 1 H+ op, omdat er niet genoeg methaanzuur is om S2- 2 H+ te laten opnemen.

Als een molecuul een dipoolmolecuul is, kan de + kant van het ene molecuul een dipool-dipoolbinding vormen met de - kant van een ander dipoolmolecuul. Daardoor trekken dipoolmoleculen elkaar sterker aan en dan is het kookpunt van de stof hoger. Je hebt dus in het algemeen minimaal twee moleculen nodig voor een dipool-dipoolbinding. Soms kun je binnen een molecuul hebben dat een beetje + geladen atoom een beetje - geladen atoom aantrekt, een voorbeeld is 2-hydroxybenzeencarbonzuur. Dit zorgt er voor dat er minder dipool-dipoolbindingen tussen verschillende moleculen kan ontstaan, en dan wordt het kookpunt dus juist niet hoger. Bij cis-1,2-dichlooretheen heb je alleen de mogelijkheid met een dipool-dipoolbinding met een andere cis-1,2-dichloormolecuul. Hopelijk maakt dit het wat duidelijker.

@@scheikundechallenge7762 Erg duidelijk, bedankt!

Dat is een hele mooie score! Op zich was dit wel een examen waarbij de onderwerpen goed verdeeld waren. Misschien wat veel polymeren en wat weinig analysetechnieken. Hier kun je zien welk onderwerp hoe vaak terug komt kzbin.info/www/bejne/i4Szcpqaj8-fm6M

Je antwoord is goed als je in plaats van polaire atoombinding diploma-dipoolbinding zegt. Een polaire atoombinding is binnen een molecuul, dus tussen C en O bijvoorbeeld. Een dipool-dipool interactie is dat de beetje negatief geladen H van NH2 aangetrokken wordt door een beetje positief geladen C van C=O. Een waterstofbus is een soort dipool dipoolinteractie, daarbij is altijd een H betrokken die aan N of O of F is gebonden.

Hier staat een voorbeeldbrieven hierover uit het examen van dit jaar kzbin.info/www/bejne/Y5_HlH2IjNidpKcsi=y46nrYh6htLiwpeV&t=2007

NH3 is een zwakke base en reageert daarom in een evenwichtsreactie tot NH4+ en OH-. Als je alleen een zwakke base in water hebt, dan hoef je niet in binas te kijken. Hetzelfde geldt als je kijkt naar een zwakke base in water. We hebben het dan wel over evenwichtsreactie waarbij het evenwicht sterk links ligt, dus aan de kant van de zwakke base + water of van het zwakke zuur + water. Zie ook. kzbin.info/www/bejne/oabJdJ-imcx1Z9U

@@scheikundechallenge7762 Ah duidelijk, ik zal de video ook bekijken. Dankjewel!!!!

Als je dat doet, dan voldoet Si niet aan de octetregel. Si heeft 4 valentie-elektronen, dus heeft Si44- in totaal 4x4+4 (door de 4-lading) = 20 valentie-elektronen. Het aantal bindende-elektronen is dan 4x8 --20 = 12, ( zie het stappenplan kzbin.info/www/bejne/gIbafWWDaLR2otU ) dus heb je in totaal 6 bindingen. Dat zijn de 6 ribben van de tetraeder. Hopelijk wordt het hiermee wat duidelijker.

@@scheikundechallenge7762 Helemaal duidelijk, super bedankt voor uw reactie

Dat kun je niet echt weten. Wat je wel moet weten is hoe je ziet of er spiegelbeeldisomeren mogelijk zijn (4 verschillende groepen). Bijvoorbeeld zoals in 2024 II vraag 2. Je moet ook spiegelbeeldisomeren kunnen tekenen. Dan teken je er een en het spiegelbeeld kun je dan tekenen door twee willekeurige groepen om te wisselen, zoals hier kzbin.info/www/bejne/eILdfH58jtGZntksi=cpbhS2HmI5UxeXin&t=19. of zoals bij 2024 II vraag 13 kzbin.info/www/bejne/o3mae5RjebNprJIsi=F_7r5FJcr-Q9x_Ca&t=955

Bij het achtervoegsel -on zit de C=O niet op het einde van de keten (als de =O wel op het eind van de keten zit, krijg je het achtervoegsel -al). Bij butanon zou de C=O aan de 2e of aan de 3e C kunnen zitten, maar als je rechts begint met nummer dan is C-atoom 3 weer C-atoom 2, als je begrijpt wat ik bedoel. Daarom is een nummer niet nodig. Het wordt niet fout gerekend als je er zelf een nummer bij zet dat overbodig is, dus butaan-2-on wordt wel goed gerekend als je een naam moet geven.

Dat is niet goed helaas. 1-methyl heb je niet, want dan zou je de C van de methylgroep mee telen in de langste keten. De langste keten is hier 6 C-atomen en omdat de -OH groep het achtervoegsel levert, krijgt de C waar de -OH groep aan zit een zo laag mogelijk nummer.

Dat komt inderdaad door de overmaat natronloog. Je hebt een overmaat van een sterke base, dus dan staat een zuur alle H+ af.

@@scheikundechallenge7762 als je een overmaat aan een zwakke base hebt en een sterk zuur, is het dan 1 H+?

@@dushidoc Klopt, dan neemt de zwakke base 1 H+ op.

Dat hangt een beetje van de school af. In de derde klas begint scheikunde echt en ook de proefjes dus. Op sommige scholen doe je elke week een proefje, maar ik ken ook scholen waar maar een paar proefjes per jaar worden gedaan. Bij het examen gaat het om de theorie en daarom wordt daar in de lessen de meeste tijd aan besteed.

Daar kun je wel een juiste Lewisstructuur tekenen, het ongepaarde elektron komt dan op de N. Die Lewisstructuur klopt dan alleen niet met het gegeven dat het een dipoolmolecuul is. Het centrum van de positieve lading valt dan samen met het centrum van de negatieve lading.

Ik zal binnenkort nog een filmpje maken waarbij ik het op een andere manier uitleg. Dit soort puzzelvragen komen niet zo vaak voor, dus maak je daar niet te veel zorgen over.

Hier een andere uitleg van vraag 17 kzbin.info/www/bejne/oWnHo6h-fploo7ssi=FF-NvnlcbzhdFjJw&t=311. Misschien maakt dat het iets duidelijker. je zou ook kunnen kijken naar vraag 13 en 14 van deze: kzbin.info/www/bejne/b6awnGujobibl80si=mpjr3po6glGhSPN_&t=1185

Hij leek me een stuk lastiger dan het eerste tijdvak. Veel lastige contexten en lastige structuurformules. Er werd veel inzicht gevraagd. Het zou niet eerlijk zijn als de N-term hetzelfde blijft, dus ik hoop dat die hoger wordt.

@@scheikundechallenge7762 bedankt!

Inmiddels heb ik van behoorlijk wat docenten gehoord dat ze het een veel moeilijker examen vonden. Dus ik verwacht morgen een hogere N-term. Hier staat de bespreking van het examen: kzbin.info/www/bejne/o3mae5RjebNprJI

ik bedoel verbroken

@@juulcool1116 De metaalbinding is alleen aanwezig als een stof alleen uit metaalatomen bestaat (die hebben een gele achtergrond in binas 99). De metaalbinding wordt verbroken bij het verdampen van een metaal (dat komt bijna nooit voor) of de reactie van een metaal (bijvoorbeeld het verbranden van ijzerpoeder). De atoombinding komt voor tussen niet-metaalatomen binnen moleculen. Dat zijn de streepjes in een structuurformule, bijvoorbeeld de streepjes tussen H en O in H2O. De atoombinding wordt verbroken bij de reactie van een moleculaire stof, bij de verbranding van waterstof worden de atoombindingen binnen H2 en de atoombindingen binnen O2 bijvoorbeeld verbroken.

Zeker, die maak ik zo enel mogelijk en dan zet ik hier wel even de link,

Hier is de uitleg van 2024 tijdvak 2 kzbin.info/www/bejne/o3mae5RjebNprJI. De tijdcodering ga ik er nog bij zetten.

@@scheikundechallenge7762 Wat bent u een topper!! Heel erg bedankt dat u er nog tijd voor heeft kunnen maken.

Ik vind hem duidelijk lastiger dan tijdvak 1. Er waren best wat vragen bij waar je flink moest puzzelen. De opgave over geosmine is denk ik een lastige. De laatste opgave viel wel weer mee. Ik hoop dus ook dat de N-term hoger wordt dan in tijdvak 1. Hopelijk kan volgende week de vlag uit!

@@scheikundechallenge7762 dank u wel voor uw (snelle) reactie.

De voorlopige N-term is 0,8 ( dat stond bij de N-termen na tijdvak 1), Dus lager dan 0,8 kan het niet worden. Ik vond hem echt lastiger dan tijdvak 1, dus een hogere N-term zou wel terecht zijn. Hopelijk ging het goed bij jou.

Inmiddels heb ik van behoorlijk wat docenten gehoord dat ze het een veel moeilijker examen vonden. Dus ik verwacht morgen een hogere N-term. Hier staat de bespreking van het examen: kzbin.info/www/bejne/o3mae5RjebNprJI

@@scheikundechallenge7762 Ik ben geslaagd!! Ik vond een N-term van 1.0 best wel aan de lage kant voor het examen. Maar dat komt waarschijnlijk omdat de voorlopige N-term al laag was als gevolg van het eerste tijdvak.

@@luc.573 Van harte gefeliciteerd!!!! De N-term was zeker aan de lage kant voor dit lastige examen. Maar dat makt voor jou niet meer uit gelukkig. Prettige vakantie!

CH2O2 is ook een goede notatie. In binas 49 staat het als HCOOH en zo wordt het ook vaak opgeschreven zodat je goed ziet dat het een zuurgroep heeft. Maar een andere notatie is dus ook goed!

Het is inderdaad een zwakke base. In water zou CO32- inderdaad 1 H+ opnemen. In dit filmpje wordt een overmaat van een sterk zuur toegevoegd. CO32- kan door de 2- lading 2 keer H+ opnemen, het zal ook 2 keer H+ opnemen als er genoegd H+ in de oplossing aanwezig is. Omdat er overmaat staat van het zuur, weet je hier dat er genoeg H+ aanwezig is.

@@scheikundechallenge7762 ahaaa okey dankuwel!

Die 0,4 gaat niet om het dipoolmoment, maar om het verschil in elektronegativiteit. Als het verschil in elektronegativiteit tussen 2 atomen meer is dan 0,4 dan heb je een polaire atoombinding. Om een dipoolmolecuul te hebben, moet je minimaal 1 polaire atoombinding hebben en moet het centrum van de positieve lading niet samenvallen met het centrum van de negatieve lading (zoals bij CO2). Zie kzbin.info/www/bejne/gabcqYmYhJiBmas

@@scheikundechallenge7762 hoi meneer, wat verwacht u van de n term van het tweede tijdvak VWO?

@@sosan2582 Het is minimaal 0,8 (de voorlopige N-term). Maar ik vond hem wel duidelijk lastiger dan tijdvak 1, zeker die opgave over geosmine. Soms passen ze de N-term aan bij het tweede tijdvak, en het zou terecht zijn als die nu hoger wordt.

Op zich klopt dat wel, hoewel als H2O omgezet zou worden tot H3O+, het dan wel een zuur-base reactie zou zijn. Je kunt beter beredeneren wat het wel is (hier redox) dan zeggen wat het niet is en dan een conclusie trekken. Bij redox kun je het beste bekijken welk deeltje van lading verandert en dan berederen of een stof e- opneemt of afstaat en dus als oxidator of reductor reageert.

Bij 2024 I vraag 1 stond in de tekst (einde eerste alinea) dat DME kan worden gemaakt van uitsluitend koolstofdioxide en waterstof. Dat betekent dat er geen methanol voor de pijl mag staan en dat je reactie 1 keer 2 moet doen om het methanol weg te kunnen strepen. Op 7:36 ga je C6h12O6 wegstrepen. je hebt dan in de optelsom 6 CO2 voor de pijl en 2 CO2 na de pijl, dus netto 4 CO2 voor de pijl.

@@scheikundechallenge7762 ohhhh okeoke

Er kan bijvoorbeeld in de vraag staan de reactiewarmte van de reactie naar rechts is +...., dan weet je dat de reactie naar rechts endotherm is. Of er staat bij de reactie naar rechts komt energie vrij, in dat geval is de reactie naar rechts exotherm. Je kunt dit dus uit gegevens uit de opgave halen of berekenen met behulp van de vormingswarmte: kzbin.info/www/bejne/mXe4oGxrgtmap7c

@@scheikundechallenge7762 ohhh ja duidelijk, bedankt!

Als er maar 1 plaats mogelijk is waar de methylgroep kan zitten, dan wordt het nummer meestal weggelaten. Aan de c van de zuurgroep kan geen methylgroep zitten (dan zou de C 5 bindingen krijgen), aan de 3e C kan ook geen methylgroep zitten. Dan zou die CH3 in de langste keten komen en zou je de stof butaanzuur noemen.

@@scheikundechallenge7762 ohh duidelijk bedankt!

De spuit waarmee je 10 mL zoutzuur toevoegt bij deze proef.

Das niet heel lief hè

​@@micvanwijk6740Geitje is net zo positief als mister positivo deze man kan je ook Wouter Weghorst noemen en in plaats van dat ie gelijk maker scoort in 80+ minuut clutcht ie mijn scheikunde examen

Het klopt dat je het teken moet omklappen. De vormingswarmte zelf is negatief, dus het staat als negatief getal in de eerste kolom. Op 3:33 kun je zien dat het teken van de stoffen voor de pijl is omgeklapt. Sommige mensen doen dit in een keer, maar dan is de kans op foutjes wel groter dan wanneer je de uitgebreide berekening met de tabel gebruikt.

Geen domme vraag hoor, goed dat je hebm stelt. Dat betekent kg per m3, dus hoeveel kg de massa van 1 m3 van een stof is. Dit is een van de eenheden die je voor dichtheid kunt gebruiken, je kunt het ook bijvoorbeeld omrekenen in g/mL.