Рет қаралды 173
Hoge Raad 11 oktober 2024
ECLI:NL:HR:2024:1416
Eiser heeft in de V.S. een dure behandeling tegen kanker ondergaan. Zijn zorgverzekeraar weigert vergoeding, omdat geen sprake zou zijn van 'zorg zoals de beroepsgroep die pleegt te bieden'. De Hoge Raad verwerpt dit standpunt. Ook zorg die weliswaar niet feitelijk in Nederland wordt verleend, maar die wel behoort tot het door de Nederlandse beroepsgroep aanvaarde 'zorgarsenaal', moet worden vergoed. Jerre de Jong licht deze zaak toe aan de hand van een uitspraak van de Hoge Raad.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
Hoge Raad 11 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1416
deeplink.recht...
Artikel 11 Zvw
wetten.overhei...
Artikel 2.4 Bzv
wetten.overhei...
---------------------------
De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over de vergoeding van een dure medische behandeling in het buitenland. Wat was er aan de hand?
Eiser had in Nederland een behandeling tegen lymfklierkanker ondergaan. Nadat de behandeling succesvol leek te zijn afgerond, is hij vertrokken naar zijn vakantiehuis in Miami, Florida, om daar enkele maanden te verblijven. Helaas kwam de kanker daar terug. Eiser heeft toen in Amerika een zogenoemde gentherapeutische behandeling ondergaan, met het geneesmiddel CAR-T. Deze behandeling kostte ruim USD 0,5 miljoen.
Eiser heeft deze kosten zelf voldaan, maar ze vervolgens gedeclareerd bij zijn zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar weigerde echter vergoeding. Volgens haar viel de behandeling met CAR-T niet binnen het verzekerde basispakket (art. 11 Zvw).
In cassatie spitst de discussie zich toe op de vraag of de behandeling kan worden aangemerkt als 'zorg zoals de beroepsgroep die pleegt te bieden' (art. 2.4 Besluit zorgverzekering). Want alleen dergelijke zorg valt binnen het basispakket. De verzekeraar stelde zich op het standpunt dat dit hier niet het geval was, omdat de behandeling met CAR-T niet daadwerkelijk door Nederlandse beroepsgroepen in Nederland wordt aangeboden.
Dit standpunt gaat echter niet op. Volgens de Hoge Raad gaat het in art. 2.4 Bzv weliswaar om Nederlandse beroepsgroepen, maar het is niet nodig dat de behandeling ook feitelijk in Nederland wordt uitgevoerd. Waar het om gaat is of de behandeling behoort tot - in de woorden van de Hoge Raad - het door de Nederlandse beroepsgroepen aanvaarde zorgarsenaal. Het maakt daarbij niet uit of de behandeling feitelijk in Nederland of in het buitenland wordt uitgevoerd. Ook een behandeling waarvoor Nederlandse artsen een patiënt doorverwijzen naar het buitenland, omdat die behandeling in Nederland niet of nog niet wordt aangeboden, kan daarom behoren tot 'zorg zoals de beroepsgroep die pleegt te bieden'. En van dat soort zorg was in dit geval sprake.
De verzekeraar moet de behandeling met CAR-T daarom in beginsel alsnog vergoeden.