Рет қаралды 5,110
Predikatie gehouden door ds. J.A. Weststrate op 1 juni 2022 in de Gereformeerde Gemeente in Nederland te ’s-Gravendeel.
Thema: De Heere vertroost en bemoedigt Zijn bedroefde Sion
1. Een droevige klacht
2. Een lieflijke vertroosting
3. Een krachtige bemoediging
Schriftlezing: Jesaja 49:8-21
8 Alzo zegt de HEERE: In den tijd des welbehagens heb Ik U verhoord en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven;
9 Om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen die in duisternis zijn: Komt tevoorschijn. Zij zullen op de wegen weiden en op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen.
10 Zij zullen niet hongeren, noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal hen leiden, en Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtkens leiden.
11 En Ik zal al Mijn bergen tot een weg maken, en Mijn banen zullen verhoogd zijn.
12 Zie, dezen zullen van verre komen; en zie, die van het noorden en van het westen, en genen uit het land Sinim.
13 Juicht, gij hemelen, en verheug u, gij aarde, en gij bergen, maakt gedreun met gejuich; want de HEERE heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen.
14 Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten.
15 Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon haars buiks? Ofschoon dezen vergaten, zo zal Ik toch u niet vergeten.
16 Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds vóór Mij.
17 Uw zonen zullen zich haasten; maar uw verstoorders en uw verwoesters zullen van u uitgaan.
18 Hef uw ogen op rondom, en zie, al dezen vergaderen zich, zij komen tot u; zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, zekerlijk, gij zult u met al dezen als met een sieraad bekleden, en gij zult hen u aanbinden gelijk een bruid.
19 Want in uw woeste en uw eenzame plaatsen, en uw verstoord land, gewisselijk, nu zult gij benauwd worden van inwoners; en die u verslonden, zullen zich verre van u maken.
20 Nog zullen de kinderen waarvan gij beroofd waart, zeggen voor uw oren: De plaats is mij te nauw, wijk voor mij, dat ik wonen mag.
21 En gij zult zeggen in uw hart: Wie heeft mij dezen gegenereerd, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was? Ik was in de gevangenis gegaan en weggeweken; wie heeft mij dan dezen opgevoed? Zie, ik was alleen overgelaten; waar waren dezen?