Рет қаралды 34,896
Een montage van een interview met een oudere Groninger, meestal in het Gronings, over hun beroep of iets dat ze hebben meegemaakt in het verleden, in 2010 uitgezonden op RTV Noord. In deze extra lange aflevering vertelt Douwe Boersma hoe hij als 15-jarige jongen naar zee ging en wat hij daarnaast nog meemaakte.
Douwe Boersma ging als 15-jarige jongen naar zee. Groninger jongens die niet heel gemakkelijk waren gingen wel de kustvaart in. Zo ook Boersma. School was niets voor hem. Hij wilde varen, ook al kwam uit een beroepentest dat hij geschikt was als lithograaf.
Zijn vader werkte als eerste arbeider op een grote Groninger boerderij. Later werd hij veehouder in Lutjegast. Daar en in Grijpskerk waar hij naar school ging kwam Boersma als kind met de scheepvaart in aanraking. Hij begon in Gaarkeuken een beetje met meehelpen. Dan voer hij ´s ochtends naar de Oostersluis in Groningen. Als hij geluk had kon hij dan nog weer thuis komen. Anders moest hij lopen! Dat lukte niet altijd. Soms bleef hij zo wel dagen van huis, want dan ging hij naar Delfzijl of Hamburg en werd hij daar door de schipper bijvoorbeeld op de trein gezet naar huis. Aan boord werkte hij dan mee, waarvoor hij ook wat geld kreeg.
Op z´n vijftiende ging hij dus naar zee. Zijn vader was daar op tegen, zijn moeder had er minder moeite mee en zette haar handtekening zodat Boersma als minderjarige jongen mocht aanmonsteren op schepen. In Gaarkeuken stapte hij aan boord van De Zwerver. De kapitein was een goede zeeman en diens vrouw bekommerde zich wat om Boersma. Hij deed toen wat huishoudelijke taken. Hij vertelt dat hij in Rotterdam eens karnemelkse pap (zoepmbrij) moest halen bij de melkboer. Dat lukte niet, want hij werd niet verstaan.
In Hamburg mocht hij met een stuurman de wal op. Ze kwamen op de Reeperbahn in een stripclub terecht. Dat was wat, want hij had nog nooit een naakte vrouw gezien. De volgende dag werd de stuurman door de vrouw van de schipper uitgefoeterd omdat hij die jongen hierheen had meegenomen. Voor Boersma was inmiddels wel duidelijk geworden waar hij wel en beter niet moest komen.
Boersma laat een tekening zien van de scheepswerf van Hoogkerk. In Hoogezand volgde hij een scheepsbouwopleiding. Hij werd meteen aangenomen omdat hij aardig kon tekenen. Op de lagere school was hij slechts een boerenzoon. Het interesseerde hem niet, maar deze opleiding had z’n interesse en hij was de beste van de klas. Dat stimuleerde ook.
Het eerste schip dat hij bouwde, daar ging hij helemaal in op. Hij herinnert zich de tewaterlating van dit grote schip nog goed. Nadat het schip was uitgevaren raakte Boersma hierdoor een tijd van slag. Eerst lag het een hele tijd in de werf en bouwde je er aan en vervolgens was er niets meer.
Hij werkte in de klinkploeg. Dat was best zwaar, vooral vanwege het lawaai raakten de mensen snel geïrriteerd.
In de winter kwamen de coasters op de werf voor onderhoud. Oude platen moesten eraf. Dat slopen was bijzonder zwaar en smerig werk. Daar kocht Boersma speciaal oude kleren voor in Groningen. Eenmaal zelfs een Engels pak met pandjesjas en een hoge hoed, dat hij goedkoop op de kop had getikt. ’s Avonds gooide hij dat smerig geworden pak weg.
Hij vertelt over werken in de koude oostenwind met een luchtboormachine. Dan pakte je je in met krantenpapier en werkte hij onophoudelijk door om zo eerder te kunnen stoppen omdat het eigenlijk niet te harden was.
Boersma vond timmeren leuk, maar vooral het afschrijven. In Meppel werkte hij eens waar Boersma tekeningen van een duur tekenbureau ontving die erg slecht waren. Hij liet de directie weten dat hij dat zelf wel beter kon en zo geschiedde. En na verloop van tijd heeft hij succesvol een snel en zuinig schip ontworpen. Recentelijk deed hij nog een opdracht voor een schip in Sliedrecht en als hij dan weer op een werf komt voelt hij zich daar thuis. Dat is toch zijn wereld.